Op een dag ben je ineens moeder. Dat begon al ongeveer negen maanden daarvoor beetje bij beetje, maar niet écht.
Het begint pas echt als ze dat glibberig warm wurm op je buik leggen. Je kijkt in zijn ogen en je bent verloren. Levenslang. De eerste jaren is het makkelijk. Er is maar 1 persoon in hun leven die het beste weet wat goed voor ze is en dat ben jij!
Ha! Triomf! Eindelijk onmisbaar!
Je kan ze voeden, troosten, warmen, alles wat ze nodig hebben kan jij het beste.
Dan worden ze een beetje groter. Ikke selluf doen........
Dat is het begin. Het loslaten moet dan alweer beginnen. Zodra ze dóór hebben dat die mollige armpjes en stevige beentjes aan hun minilijf ergens voor dienen. Daarna wordt het alleen maar erger. Ze vallen builen op hun kop. Die lieve hoofdjes die jij zo goed beschermde. Schaafwonden op hun knie. Ze vallen met hun kop op de verwarming en moeten gehecht. Dat voelt alsof ze jouw eigen hoofd zonder verdoving met een breinaald hechten.
Ze worden 's nachts wakker en je voelt al op een meter afstand dat ze hoge koorts hebben. Je koelt hun koppies en ze worden weer beter. Zo gaat dat een paar jaar. Maar je onmisbaarheid kalft af. Omgekeerd evenredig met de snelheid waarmee hun lijven langer worden wordt jouw onmisbaarheid minder.
En op een dag zijn het ineens mannen. Sterk, gespierd, en met overal haar.
En ineens doen ze allerlei ongezonde dingen.
Ook dingen waar ze heel zelfstandig van worden. Dingen die jij wel eerst zelf had bedacht en gedeeltelijk zelfs betaalt.... Een rijbewijs halen bijvoorbeeld.
Eerst leef je met ze mee als ze een keer of wat zakken, Je hart huilt want je wilt alleen maar dat ze blij en gelukkig zijn maar ze zijn boos en verdrietig want ze zijn gezakt.... Maar dan is er eindelijk dat roze papiertje. En jij vraagt je dan pas af waarom je dit eigenlijk zo graag wilde... Want nu gaan ze de weg op. En daar rijden allemaal idioten die niét kunnen autorijden en die het op jouw kinderen voorzien hebben. Dat dacht je trouwens ook al toen ze voor het eerst op fiets naar school gingen, dus je had het kunnen weten....
Dan verlaten ze ineens het ouderlijk huis. Je helpt ze mee verhuizen. Met gevaar voor eigen lijf en leden til je wasmachines stijle trappen op. Boen je dikke lagen vet in een studentenkeuken en help je ze op hun plek.
Om een beetje rustiger te slapen hang je hun kamers vol met rookmelders.
Daarna vertrek je naar je huis zonder kinderen.
En je moet een beetje huilen. Want je wilt je nog zo graag met ze bemoeien. Voor ze zorgen. Hun bed opmaken en hun vieze sokken wassen. Hun tranen drogen als ze verdrietig zijn.
Maar dat willen zij niet meer en eigenlijk jij zelf ook niet meer en dat kán jij ook niet meer. Want er komen in hun leven momenten met pijn en verdriet van het soort dat mamma niet kán troosten.
Dus moet je afkicken van het bemoederen. En dat gaat wel, je doet écht je best... maar soms is het zo moeilijk..........