Eigenlijk houd ik toch meer van poezen.
We hebben er in de afgelopen jaren een heleboel gehad. En niet met allemáal is het goed afgelopen. Helaas. Terwijl wij wel erg ons best deden.
Het begon met Siepie. Siepie kwam als babypoes in ons leven in september 1990.
Om de één of andere reden ging Siepie mee, toen ik Ceres en Ben ging inschrijven voor klas 2 van de kleuterschool in Haren. Siepie mocht los in de kamer van de Hoofdmeester. Maar hij vond de Hoofdmeester eng. Dus poepte hij onder zijn bureau.
Helaas lag nu juist dáár een tapijtje, misschien had de Hoofdmeester last van kouwelijke voeten. Siepie was enigszins aan de dunne. Waarschijnlijk door de stress.
De kamer van de Hoofdmeester rook nog weken naar Siepie.
Siepie verhuisde mee naar Veendam. Op een dag kwam Siepie thuis met een rond kogelgaatje boven zijn oog. Iemand had op hem geschoten. Het oog waaronder het kogelgaatje zat stierf langzaam af. Wij noemden Siepie vanaf toen Siepie Eénoog.
Ook met één oog bleef Siepie een jager. Hij verraste ons regelmatig met een dooie muis of kikker op de voordeurmat. Eén keer kwam hij thuis met een witte zeemeeuw.
Dichter bij huis jagen vond-ie ook wel relaxed. Hij kaapte de sateetjes van de BBQ waar je bij stond.
Helaas was Siepie niet kieskeurig of welopgevoed genoeg om te weten dat je het stokje er niet bij op hoeft te eten. Deze gulzige actie werd hem fataal.
Bij buren aan de andere kant van het hofje waar we woonden, werd een paar weken na het tragische overlijden van onze Siep een nestje poesjes geboren. Volgens deze mensen moest dit het resultaat van de avances van wijlen Siep zijn. Eén van de jonkies leek namelijk precies op hem. Ze stelden ons min of meer aansprakelijk. Dus wij beloofden er twee te zullen afnemen.
We kozen twee pikzwarte exemplaren uit het nest, broer en zus.
Het meisje was lenig en kon heel hard lopen. Zij werd Nellie (Cooman) gedoopt. Haar dikke stoere broer kreeg de naam Van Gobbel (destijds een potige Feyenoord voetballer).
Samen verhuisden ze mee naar ons volgende huis, aan de Tjamme te Veendam.
Wij hadden de gewoonte 's avonds ons wasgoed in de droger te stoppen, en deze 's nachts op nachtstroom te laten draaien. Poezen houden van warme plekjes.
Helaas was Nellie die bewuste avond lekker, maar onopgemerkt, op het vochtige wasgoed gaan liggen slapen. Anderhalf uur wasdroger is niet gezond voor een babypoes.
Van Gobbel bleef alleen achter, maar werd stiekem gevoederd door de buren. En omdat hij wellicht enigszins was afgeschrikt door de tragische dood van zijn zusje, verliet hij ons en trok bij de buren in. De buurkinderen waren dol op hem, dus we hebben het maar zo gelaten.
Na de verhuizing naar Ede kregen we een zwarte Poes genaamd Mo. Zij bleef negen jaren bij ons wonen zonder nare ongelukken. Ze stierf door een spuitje van de dierenarts, nadat ze ziek geworden was.
Een huis is geen thuis zonder Poes, dus er moest een opvolger komen voor Mo.
Een kapstertje uit de buurt, die een rode poes had omdat die zo mooi bij de vloerbedekking paste, had juist een nestje. (nou ja, de poes natuurlijk) Maar vijf rode poezen kon haar vriend niet aan. Dus verloste ik haar van twee mannelijke exemplaren. Wij noemden ze
Schorrie Morrie

Hun hobby was slingeren aan de gordijnen. Vonden ze leuk. Ze groeiden samen op tot een stoer, gespierd en macho koppel. Ze deden hun naam eer aan.
Inmiddels was Ben verhuisd naar een studentenhuis in Utrecht. Niet het schoonste huis van Utrecht.
Behalve vijf studenten studeerden daar zo'n 500 muizen.
Muizenkeutels alom. Een stoere rode kater zou wellicht een oplossing zijn.
Wij boden daarom aan dat Schorrie een poosje in Utrecht mocht logeren. Op 5 december, na een gezellige Sinterklaasavond, bracht ik Ben naar het station. Hij nam Schorrie mee in een mooie stevige poezenreiscontainer. Schorrie was inmiddels behoorlijk uit de kluiten gewassen en heel sterk. Dus toen de hogesnelheidstrein naar Keulen met zijn schelle toeter waarschuwde dat hij over het station van Ede-Wageningen met ongeveer 150 km per uur langs kwam razen, schrok Schorrie zo, dat de stevige deur van de stevige poezenreiscontainer met Schorrie en al op het perron terecht kwam. Die vervolgens met een hoge rug en dikke staart tussen de verschrikte reizigers door vloog. In de richting Arnhem.
Helaas was de rode dikke staart het laatste wat wij ooit van Schorrie gezien hebben. De volgende dag ben ik nog gaan zoeken. Bij de een keet met spoorwegwerkers klopte ik aan en vroeg of ze misschien mijn rode poes hadden gezien. Ik begrijp niet waarom ze zo moesten lachen.
Zonder zijn broer vond Morrie d'r ook niks meer aan.
Merkwaardig genoeg verdween ook hij enkele weken later uit ons leven. Hij vertrok met de noorderzon. Exit Schorriemorrie.
Om dit verlies te verwerken trokken wij ons een paar weken terug op een Grieks eiland. We spraken af dat we na terugkeer nog één keer een poging zouden doen een poes voor langere tijd als huisgenoot te behouden.
Deze keer maar ééntje. Een Poes. Want katers lopen weg, hadden we gemerkt.
Samen met Tom toog ik na de vakantie dus naar het adres op het briefje uit de dierenwinkel: Jonge Poesjes Gratis Af te Halen.
Er waren er nog twee. Zo schattig! Een grijs tijgertje en een pluizige witte kater met rode vlekken.
Ik kon niet kiezen. En die lieve pluis kon ik toch niet alleen achterlaten?
Ik wist dat Frans er maar eentje wilde. Maar hij was zo lief.....
Een uurtje later opende ik de voordeur van ons huis aan de Annadaal. Keihard kwam het nummer The Wall van PinkFloyd me tegemoet. Frans was weer eens aan het freaken met zijn muziek. Met de mand met poezen stapte ik de kamer in. "Mag ik je voorstellen? PinkFloyd.." improviseerde ik. In de hoop dat hij daardoor, en door de aanblik van de schattige inhoud van de mand, voor de bijl zou gaan. Het werkte. Pink en Floyd werden onze nieuwe huisgenoten.
Maar ook dit bleek geen duo voor het leven. Ongeveer anderhalf jaar later verdwenen beide poezen op dezelfde avond.
Eén poes onder een auto, of gaan zwerven konden we ons nog wel voorstellen. Twee tegelijk, dat was geen toeval. Wij vermoedden een samenzwering. Een week bleven we in onzekerheid. Bij de dierenambulance en het asiel meldden wij PinkFloyd als vermist.
Op zondagochtend, ging de telefoon. In het asiel van Ede zat een dikke witte kater die voldeed aan het signalement van Floyd. Hij was gevonden door een vrijwilliger van de dierenbescherming. 10 kilometer van ons huis. Opgetogen reden we naar het asiel. Arrogant en verwijtend met zijn rug naar ons toegekeerd zat daar Floyd in een kooi. Wij verlosten hem uit zijn gevangenschap en reden naar huis. Helaas is van Pink nooit meer iets vernomen.
Floyd woont nu bij ons in Bennekom boven het notariskantoor. Hij is nu een notarispoes. Hij vindt het heerlijk op de bank in de wachtkamer te liggen. Liefst bij clienten op schoot. Niet iedereen is daar zo enthousiast over.
"Wat moet die poes hier" bijt de notaris zijn medewerksters regelmatig toe. Want die laten hem stiekem binnen. En geven hem lekkers. En water. Dus Floyd komt steeds terug.
Ik wil hier nog wel graag een tijdje wonen. Met Frans. En Floyd.
Dus nu sluiten we Floyd overdag op, in ons appartement. 's Nachts mag hij naar buiten. Eekhoorns vangen. Doet-ie graag.
En eens per maand mag hij mee. In een stevige poezenreiscontainer.
+van+P4260111.jpg)
Naar Frankrijk.
Eerst gaven we hem Relaxtabletten. Van de dierenwinkel. Werd ie lekker high van. Leek mij ook wel wat. Maar toen ik die pillen een keertje was vergeten, bleek hij zonder Relaxtablet ook heel relaxed.
In Frankrijk vindt hij het heerlijk. Hij bewaakt ons terrein als een tijger. Gaat op bezoek bij de koeien in het weiland aan de overkant.
Verder helpt hij soms een handje bij het klussen

Heeft de tijd van zijn leven. En gaat op zondag weer mee in zijn stevige poezenreiscontainer. Terug naar Bennekom.
Daar moet hij zich weer vermaken met wat voor handen is.
Zoals een papieren zak. Kat in de zak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten