
Flip was mijn vader. Hij was een lieve grote knappe man met indringende blauwe ogen.

Hij was eerst soldaat, daarna diender. Dat werk deed hij meer dan 25 jaar. En hij was goed. Het was zijn lust en zijn leven
Hij was een fantastische zoon,echtgenoot en vader. Ik weet alleen niet zeker of hij goed voor zichzelf gezorgd heeft.
Hij was jong toen ik werd geboren. Nog maar 21 jaar. Mijn vader was de eerste grote held in mijn leven.

Hij bracht me tussen de middag naar school, achterop de fiets. Als hij avonddienst had en om twee uur aan het politiebureau op de Rademarkt in Groningen moest zijn, zette hij me af bij de Van Starkenborch kleuterschool aan de Eikenlaan. Alvast gekleed in uniform.
En ik zat daar, als meisje van 5 jaar, bij hem achterop, met mijn armpjes om zijn middel. Zo trots, op zo'n vader, met zo'n stoer uniform.

Hij wist de weg. Ik wist dat hij me zou beschermen. Want dat was zijn werk. Vigilat ut Quiescant (hij waakt opdat zij rusten) stond er op het embleem op zijn pet.
En hoewel ik toen geen idee had van de betekenis van die tekst, voelde ik intuïtief dat ik bij hem veilig was.
Totdat ik een jaar of zestien was dacht ik dat mijn vader alles wist en alles kon oplossen. Met hém er bij konden er geen verkeerde dingen gebeuren.
Hij had humor. En hij kon fantastisch en spannend vertellen over alle sores die hij meemaakte vanwege zijn werk. Tijdens de spruitjes praatte hij zijn ervaringen van zich af.
Eerst over verongelukte kinderen die met hun rolschaatsen achter de SRVwagen van de melkboer waren gaan hangen. En er vervolgens onder te pletter werden gereden.
En over jonge brommerrijders zonder helm, die met een dwarslaesie in Beatrixoord eindigden.
Daarna, nadat hij van straatagent was opgeklommen tot rechercheur bij de zedenpolitie, kwamen verhalen over vermoordde studentes en ingemetselde lijken. Spanning en sensatie! Vond ik.
Ik begreep toen nog niet dat het zijn manier was om de afschuwelijke beelden en indrukken van zich af te praten. Want als je niet zélf de rotzooi en bloederige details als eerste hoeft te zien, en niet zelf de wanhopige ouders op de hoogte hoeft te stellen van het overlijden van hun kind, vinden de meeste mensen dat soort verhalen superspannend. Vandaar het succes van series zoals CSI en Baantjer.
Maar het vrat aan hem En het stapelde zich op.
Toen we later, na het 40-jarig huwelijksfeest van Opa en Oma, naast elkaar in de gehuurde feestbus naar huis zaten en hij, onder invloed van een paar borrels, plotseling in tranen uitbarstte, was ik stomverbaasd. Mijn stoere vader. In tranen. Waarom?
De avond daarvoor had een afschuwelijk ongeluk met drie doden plaatsgevonden. Op het toen nog gelijkvloerse kruispunt bij de EGD in Groningen.
Twee slachtoffers waren onthoofd omdat zij met hoge snelheid door rood licht onder een vrachtauto reden. De derde dode was de chauffeur van de vrachtwagen die door de kantelende oplegger werd verpletterd nadat hij was uitgestapt om de ravage te overzien. Een bloederig slagveld. Mijn vader was mentor van een groep jonge agenten. Eén van die jonkies (18 jaar) vond bij thuiskomst een klodder grijze hersenmaterie op zijn glimmend gepoetste zwarte dienstschoenen.
Niet alleen zijn eigen ervaringen moest hij verwerken, ook de opvang van die vijf jonge mannen was zijn verantwoordelijkheid.
In die tijd waren er geen bedrijfspsychologen om deze trauma's op te vangen. Dus nam je een borrel. En maakte je een paar cynische grappen. En ging je weer verder.
Maar nu was ook zijn vat even vol.
Romantiek? Ik dacht het niet.
Misschien was daarom het vervroegd uittreden uit zijn functie wel een zegen.
Helaas sloeg het noodlot daarna ook bij ons toe. Mijn moeder werd getroffen door een herseninfarct met grote fysieke consequenties.
En weer zag ik mijn vader huilen. In de gang van het ziekenhuis van Apeldoorn. Toen ik hem wilde omhelzen om hem te troosten wendde hij zich af. Hij wilde zijn leed niet met me delen. Hij was kapot, maar wilde het alleen slechten.
Mijn stoere paps wilde niets horen over verpleeghuizen en dagverpleging, en nam liever alléén de verzorging op zich. Hij kookte en waste en verpleegde . Dat had hij van zijn sterke lieve moeder Weia Schroder geleerd. “Nait soezen” was haar motto.
Alsof ze wist wat er ging komen had zij behalve haar dochters, ook haar zoon geleerd wat huishouden en verzorgen is.
Ze is mijn heldin.

Tien jaren zorgde hij heel goed voor mijn moeder. Ze woonden in Apeldoorn, en waren gedurende de zomermaanden in hun mooie stacaravan in Heerde.
Op mijn aandringen verhuisden ze in 2002 naar Ede, zodat ze een beetje meer in de buurt waren.
Zodat ik af en toe eens zou kunnen inspringen. Want ik had wel gemerkt hoe zwaar hij het had.
Maar dat het maar zo kort zou duren had ik niet kunnen vermoedden. Want op 10 augustus 2004 sloeg het noodlot nóg een keer, en keihard, toe.
Mijn lieve vader was op weg naar de supermarkt in Heerde. Om boodschapjes te doen. Voor het eten die avond. Het was een warme zomerdag. Hij wilde aan paar biertjes om koud te zetten en wat ingrediënten voor het avondeten halen.
Hij stapte op zijn versleten Sparta met fietstassen. En reed camping De Klippen af via het schattige bosweggetje. 500 meter verderop bij het lieve witte boerderijtje stopte zijn hart met kloppen. En hij viel.
Van zijn fiets. Op zijn neus.
10 minuten later vond een wandelend echtpaar hem . Zij belden een ambulance. Maar die kwam te laat. Hij was al overleden.
Mijn moeder zat intussen voor de caravan in de zon en hoorde de sirenes. En wist meteen dat er iets niet klopte. Toen de beheerder van de camping kwam vertellen wat er was gebeurd belden ze mij, op mijn werk.
Oh Desiree, je vader....., hij is gevallen met de fiets.”
Ik dacht:“OK: hij heeft een gebroken been of zoiets?”... Maar toen zei ze:
Hij is overleden.....”
De tijd stond stil. Alles draaide om me heen.
Ik wilde krijsen.En over de grond kruipen. En in de grond kruipen.
Maar ik was op een gedistingeerd notariskantoor. Waar over het algemeen krijsen en over de grond kruipen niet wordt gezien als acceptabel gedrag.
Dus beheerste ik me. En liep naar de kamer waar op dat moment mijn twee jongens aan het werk waren. Hand en spandiensten, vakantiewerk. Met 5 andere tieners. En ze lachten. En maakten plezier. En toen kwam ik. En vroeg of ze even wilden meelopen naar mijn kamer.
Not my finest hour........
Die middag reden we naar Heerde. Daar lag Flip.
Mijn stoere vader. 63 jaar. Dood. Met een rode geschaafde neus. Koud. En heel erg dood. Ik was stomverbaasd. Hoe kan hij zo koud zijn? Dat hij op ijs lag drong niet tot me door.
Ik heb bij hem gezeten. Hem gekust. En me laten doordringen van de onherroepelijkheid van de dood.
Mijn hele wezen wilde hem weer aan de gang maken. Dit kan niet waar zijn.We doen even iets, en dan doet-ie het weer.......
Helaas. Het lukte niet. Hij ging niet weer aan de praat.
Dus we hebben hem gecremeerd.
Maar hij is er nog. Als ik het even niet meer weet schrijf ik met mijn vinger op de beslagen douchedeur: Pa: Help! Ik roep zijn, en zijn mamma, mijn zo geliefde oma Weia's, hulp in als ik iets niet kan vinden. En dan vind ik het. Of als ik verdrietig ben. Of als ik bang ben in het vliegtuig. Zij zorgen nog steeds voor me. Vigilat ut Quiescant
Zijn foto staat op mijn piano. Wanneer ik in een vlaag van vermeende virtuositeit een keertje denk dat ik heel mooi heb gespeeld kijk ik hem aan en dan lacht hij zijn lieve lach.
Paps, ik mis je.











+van+P4260111.jpg)








