.

.

dinsdag 27 april 2010

Vigilat ut Quiescant



Flip was mijn vader. Hij was een lieve grote knappe man met indringende blauwe ogen.



Hij was eerst soldaat, daarna diender. Dat werk deed hij meer dan 25 jaar. En hij was goed. Het was zijn lust en zijn leven

Hij was een fantastische zoon,echtgenoot en vader. Ik weet alleen niet zeker of hij goed voor zichzelf gezorgd heeft.

Hij was jong toen ik werd geboren. Nog maar 21 jaar. Mijn vader was de eerste grote held in mijn leven.



Hij bracht me tussen de middag naar school, achterop de fiets. Als hij avonddienst had en om twee uur aan het politiebureau op de Rademarkt in Groningen moest zijn, zette hij me af bij de Van Starkenborch kleuterschool aan de Eikenlaan. Alvast gekleed in uniform.
En ik zat daar, als meisje van 5 jaar, bij hem achterop, met mijn armpjes om zijn middel. Zo trots, op zo'n vader, met zo'n stoer uniform.



Hij wist de weg. Ik wist dat hij me zou beschermen. Want dat was zijn werk. Vigilat ut Quiescant (hij waakt opdat zij rusten) stond er op het embleem op zijn pet.
En hoewel ik toen geen idee had van de betekenis van die tekst, voelde ik intuïtief dat ik bij hem veilig was.

Totdat ik een jaar of zestien was dacht ik dat mijn vader alles wist en alles kon oplossen. Met hém er bij konden er geen verkeerde dingen gebeuren.

Hij had humor. En hij kon fantastisch en spannend vertellen over alle sores die hij meemaakte vanwege zijn werk. Tijdens de spruitjes praatte hij zijn ervaringen van zich af.
Eerst over verongelukte kinderen die met hun rolschaatsen achter de SRVwagen van de melkboer waren gaan hangen. En er vervolgens onder te pletter werden gereden.
En over jonge brommerrijders zonder helm, die met een dwarslaesie in Beatrixoord eindigden.

Daarna, nadat hij van straatagent was opgeklommen tot rechercheur bij de zedenpolitie, kwamen verhalen over vermoordde studentes en ingemetselde lijken. Spanning en sensatie! Vond ik.

Ik begreep toen nog niet dat het zijn manier was om de afschuwelijke beelden en indrukken van zich af te praten. Want als je niet zélf de rotzooi en bloederige details als eerste hoeft te zien, en niet zelf de wanhopige ouders op de hoogte hoeft te stellen van het overlijden van hun kind, vinden de meeste mensen dat soort verhalen superspannend. Vandaar het succes van series zoals CSI en Baantjer.

Maar het vrat aan hem En het stapelde zich op.

Toen we later, na het 40-jarig huwelijksfeest van Opa en Oma, naast elkaar in de gehuurde feestbus naar huis zaten en hij, onder invloed van een paar borrels, plotseling in tranen uitbarstte, was ik stomverbaasd. Mijn stoere vader. In tranen. Waarom?

De avond daarvoor had een afschuwelijk ongeluk met drie doden plaatsgevonden. Op het toen nog gelijkvloerse kruispunt bij de EGD in Groningen.

Twee slachtoffers waren onthoofd omdat zij met hoge snelheid door rood licht onder een vrachtauto reden. De derde dode was de chauffeur van de vrachtwagen die door de kantelende oplegger werd verpletterd nadat hij was uitgestapt om de ravage te overzien. Een bloederig slagveld. Mijn vader was mentor van een groep jonge agenten. Eén van die jonkies (18 jaar) vond bij thuiskomst een klodder grijze hersenmaterie op zijn glimmend gepoetste zwarte dienstschoenen.

Niet alleen zijn eigen ervaringen moest hij verwerken, ook de opvang van die vijf jonge mannen was zijn verantwoordelijkheid.

In die tijd waren er geen bedrijfspsychologen om deze trauma's op te vangen. Dus nam je een borrel. En maakte je een paar cynische grappen. En ging je weer verder.
Maar nu was ook zijn vat even vol.

Romantiek? Ik dacht het niet.

Misschien was daarom het vervroegd uittreden uit zijn functie wel een zegen.

Helaas sloeg het noodlot daarna ook bij ons toe. Mijn moeder werd getroffen door een herseninfarct met grote fysieke consequenties.
En weer zag ik mijn vader huilen. In de gang van het ziekenhuis van Apeldoorn. Toen ik hem wilde omhelzen om hem te troosten wendde hij zich af. Hij wilde zijn leed niet met me delen. Hij was kapot, maar wilde het alleen slechten.

Mijn stoere paps wilde niets horen over verpleeghuizen en dagverpleging, en nam liever alléén de verzorging op zich. Hij kookte en waste en verpleegde . Dat had hij van zijn sterke lieve moeder Weia Schroder geleerd. “Nait soezen” was haar motto.
Alsof ze wist wat er ging komen had zij behalve haar dochters, ook haar zoon geleerd wat huishouden en verzorgen is.
Ze is mijn heldin.

Tien jaren zorgde hij heel goed voor mijn moeder. Ze woonden in Apeldoorn, en waren gedurende de zomermaanden in hun mooie stacaravan in Heerde.

Op mijn aandringen verhuisden ze in 2002 naar Ede, zodat ze een beetje meer in de buurt waren.
Zodat ik af en toe eens zou kunnen inspringen. Want ik had wel gemerkt hoe zwaar hij het had.
Maar dat het maar zo kort zou duren had ik niet kunnen vermoedden. Want op 10 augustus 2004 sloeg het noodlot nóg een keer, en keihard, toe.
Mijn lieve vader was op weg naar de supermarkt in Heerde. Om boodschapjes te doen. Voor het eten die avond. Het was een warme zomerdag. Hij wilde aan paar biertjes om koud te zetten en wat ingrediënten voor het avondeten halen.
Hij stapte op zijn versleten Sparta met fietstassen. En reed camping De Klippen af via het schattige bosweggetje. 500 meter verderop bij het lieve witte boerderijtje stopte zijn hart met kloppen. En hij viel.
Van zijn fiets. Op zijn neus.

10 minuten later vond een wandelend echtpaar hem . Zij belden een ambulance. Maar die kwam te laat. Hij was al overleden.
Mijn moeder zat intussen voor de caravan in de zon en hoorde de sirenes. En wist meteen dat er iets niet klopte. Toen de beheerder van de camping kwam vertellen wat er was gebeurd belden ze mij, op mijn werk.
Oh Desiree, je vader....., hij is gevallen met de fiets.”

Ik dacht:“OK: hij heeft een gebroken been of zoiets?”... Maar toen zei ze:
Hij is overleden.....”

De tijd stond stil. Alles draaide om me heen.
Ik wilde krijsen.En over de grond kruipen. En in de grond kruipen.
Maar ik was op een gedistingeerd notariskantoor. Waar over het algemeen krijsen en over de grond kruipen niet wordt gezien als acceptabel gedrag.
Dus beheerste ik me. En liep naar de kamer waar op dat moment mijn twee jongens aan het werk waren. Hand en spandiensten, vakantiewerk. Met 5 andere tieners. En ze lachten. En maakten plezier. En toen kwam ik. En vroeg of ze even wilden meelopen naar mijn kamer.
Not my finest hour........


Die middag reden we naar Heerde. Daar lag Flip.
Mijn stoere vader. 63 jaar. Dood. Met een rode geschaafde neus. Koud. En heel erg dood. Ik was stomverbaasd. Hoe kan hij zo koud zijn? Dat hij op ijs lag drong niet tot me door.
Ik heb bij hem gezeten. Hem gekust. En me laten doordringen van de onherroepelijkheid van de dood.
Mijn hele wezen wilde hem weer aan de gang maken. Dit kan niet waar zijn.We doen even iets, en dan doet-ie het weer.......

Helaas. Het lukte niet. Hij ging niet weer aan de praat.

Dus we hebben hem gecremeerd.

Maar hij is er nog. Als ik het even niet meer weet schrijf ik met mijn vinger op de beslagen douchedeur: Pa: Help! Ik roep zijn, en zijn mamma, mijn zo geliefde oma Weia's, hulp in als ik iets niet kan vinden. En dan vind ik het. Of als ik verdrietig ben. Of als ik bang ben in het vliegtuig. Zij zorgen nog steeds voor me. Vigilat ut Quiescant


Zijn foto staat op mijn piano. Wanneer ik in een vlaag van vermeende virtuositeit een keertje denk dat ik heel mooi heb gespeeld kijk ik hem aan en dan lacht hij zijn lieve lach.

Paps, ik mis je.

zondag 25 april 2010

Boompje groot......

Vorig jaar waren we van plan fruitbomen te planten naast het nieuwe terras, de Heksenkring....



Het kwam er niet van, ik weet niet meer waarom niet.

Vandaag ontdekten we dat de "schouwdienietindeautopaste", die we twee weken geleden kochten, niet uit elkaar kan (vastgelijmd en gespijkerd),



Daarom besloten we vanmiddag dat we woensdag mét aanhanger naar Riviere zullen rijden.
Maar ja. Een aanhanger voor alleen een schouw? Beetje jammer.....

Dus moesten we verzinnen wat er nog meer allemaal in die aanhanger zou kunnen.

Op het kantoor waar ik werk lagen stápels pallets in het fietsenhok. Met toestemming van de huismeester hebben we ze beetje bij beetje meegenomen naar Bennekom. Gedurende de de zomer is pallethout de bron van ons warm water. In de winter gebruiken we echt haardhout.

Vorig zomer ontdekten we dat onze boiler zó goed isoleert, dat je met een vuurtje van twee uurtjes voor twee dagen warm douche- en keukenwater kunt "genereren".
Het schuurtje naast ons appartement ligt nu vol pallets.



En ja, het staat écht zo scheef!

Pallets en schouw dus. Maar wat nog meer?

Fruitbomen!

En natuurlijk was het juist vandaag koopzondag! Standaard, aan het einde van de maand,als de salarissen nét zijn overgemaakt en de mensen het idee hebben dat er weer wat valt uit te geven, lokt men ons richting Intratuin, Ikea en Woonboulevards. Lemmings are we.

Dus voegen we ons in de file. Sluiten we aan in de rij richting ingang.Die onvermijdelijk voert langs de Hollandse Gebakkraam.
Gelukkig hadden we thuis nét lekker tosties gebakken....

Arrogant doen wij of wíj hier niét bij horen... Wíj komen alleen even snel 3 boompjes kopen...

Gelukt!





De tuinkalender zegt dat 1 mei een geschikte dag is om te planten, nét na volle maan.
Dus dat doen wij dan maar! tot 1 mei blijven de Zoete Kers, de Reine Claude Gele Pruim en de Handpeer in hun pot.

(Even voor de goede orde...... wij kopen hééél veel spullen gewoon En France...
maar fruitbomen zijn in Pays Bas écht veel goedkoper, Marktplaats is onovertroffen, en grátis brandhout, tjsa......)

zaterdag 24 april 2010

32 zonnetjes?

Vorig voorjaar verloor een voorbij vliegende vogel in volle vlucht een zaadje.
Het viel en viel en verdween in de vruchtbare Riviere-aarde.

De hele zomer genoten wij van het resultaat:



De mens is nooit tevreden. Hij streeft altijd naar meer.

Daarom:
Vorige week gezaaid. Volgens de biologische zaai- en plantkalender op gunstig tijdstip.Tijdens klimmende maan.

32 opvolgers van onze solitaire Helianthus Annuus ofwel zonnebloem.

Ze komen er aan!


maandag 19 april 2010

Kleine kinderen grote kinderen

In de vriendenkring van mijn zoons worden de eerste kleintjes geboren.

Het lijkt gisteren dat zij zelf geboren werden. De tijd gaat snel, glipt door je vingers.

Voor je ’t weet word je in je nieuwe baan aangenomen vanwege je “senioriteit”

Zijn er ineens zwembandjes om je middel, kussentjes op je dijen, kipfiletjes onder je bovenarmen, kraaienpootjes om je ogen. Word je over twee jaar VIJFTIG.

Zitten er ineens volwassen mensen aan tafel als je kinderen op bezoek zijn.

Gisteren zaten ze nog met duplo op de grond te spelen.








Nu is elk zijn eigen weg gegaan.




Tweeslachtige gevoelens vechten om voorrang. Melancholie: ik kan ze niet meer knuffelen, die kleintjes van de foto’s. Hun stemmetjes zijn zwaar en schor geworden. Mannenstemmen. Waar zijn de kleutertjes gebleven?
Maar trots en blijdschap winnen het altijd. Want we hebben het leuk met elkaar. We hebben ze gevoed, verzorgd en naar volwassenheid begeleid.
Ik ben gelukkig als ik zie hoe ze in het leven staan. Elk zelfstandig op zijn eigen manier.
En ze hebben er lol in.
Meer kan je je toch niet wensen

Joe et Mamman

Wij kennen onze Franse buren nu ongeveer twee en een half jaar. Inmiddels zijn we op goede voet.

On s’embrasse.

Dat kostte me wat zelfoverwinning in het geval van de buurman. Zijn uiterlijke verschijning geeft niet meteen aanleiding tot broeierige fantasieën over intieme omhelzingen. Meestal hangt er een halfopgerookte natte Gitane in zijn mondhoek. In zijn gebit zijn in de loop der jaren diverse openingen ontstaan waardoor de peuk makkelijk wat verder naar binnen geschoven kan worden.
In de snor die behalve over de huid ónder zijn neus, ook naast zijn mond naar beneden groeit, zitten restjes van de maaltijden die gedurende de dag zijn geconsumeerd.


Wij hebben de soms wat gevaarlijke gewoonte om mensen een bijnaam te geven.Die we uiteraard alleen onder ons gebruiken. Tenminste, dat is de bedoeling.....

Vanwege zijn kapsel en gezichtsbeharing werd onze Franse buurman na de eerste kennismaking betiteld als Joe, naar één van de gebroeders Dalton.



Hij woont samen met zijn moeder. Ook met snor. Ze is dit voorjaar 81 jaar geworden. Wij noemen haar Mammajoe.
Dagelijks maakt zij haar wandelingetje. De berg af en weer terug. Ze vindt het leuk als ik meeloop. Ze is blij met het vertier dat wij brengen en verwelkomt ons als nieuwe bewoners van haar berg met veel liefde en genoegen. Na een half jaar formeel handjes geven bij aankomst en vertrek, Stelde Mammajoe vast dat het tijd was dat we overgingen op de gebruikelijke kussen. “Bien, des que maintenant, on s’embrasse.”

Jaren geleden was het voor Joe moeilijk de verleidingen van de Franse alcoholische versnaperingen te weerstaan. Zo geraakte hij in de problemen, verloor zijn rijbewijs en een deel van zijn lever.

Die lever was een probleempje. Nooit meer een druppel alcohol, was het vonnis.
Moeder ziet daar met strenge blik én harde hand op toe. Naar het schijnt met succes.
We hebben Joe in ieder geval nog niet op enige alcoholconsumptie kunnen betrappen.

Dat rijbewijs was verder niet zo erg. Daarvoor heeft men heeft immers de voiturette uitgevonden.


Ik had me al afgevraagd waarom je daar in Frankrijk toch zoveel van ziet rijden......

Joe is duidelijk niet de enige Fransman die zijn Permis permanent heeft weggedronken.
Hoewel er braaf een 45 km sticker achterop zijn gifkikkergroene autootje zit, zien wij Joe regelmatig met rokende banden de berg op- en afstormen. Ook elders in de omgeving is het groene Joemobiel waargenomen met snelheden ver boven het wettelijk toelaatbare.

Joe heeft ons uitgelegd dat hij zijn mobiel dáárom elke avond netjes achter de deuren van het houtschuurtje van de boerderij verstopt. Dáár kunnen de Gendarmes hem immers niet vinden....
Grijnzend vertelde hij er bij dat zijn vehikel makkelijk de 80 km per uur haalt.

Wij geloven hem, want Joe is een wonder met machines. Alles wat kapot is kan hij repareren.
Achter zijn onverzorgde en beangstigende uiterlijk blijkt een technische, behulpzame en intelligente man schuil te gaan.
Een behulpzame buurman die, toen hij Frans met een grote boomstam zag slepen, meteen met een gestarte motorkettingzaag zijn schuur uit kwam om die boomstam even om zeep te helpen.

Ongelukkigerwijs had ík Frans nog niét met die stam bezig gezien. Tot mijn schaamte moet ik toegeven dat ik heel even dacht aan de Texas Chainsaw Massacre.

Wij leren veel van onze Franse buren. Over bosmaaiers, mengsmering en brandhout. Over relmuizen, slangen,blikseminslag, zwaluwen, houtworm en boktor.



Over naastenliefde, burenhulp en altijd voor elkaar klaarstaan.

Over vooroordelen: achter het eenvoudige uiterlijk van onze lieve Franse buren schuilt een schat aan wijsheid en levenservaring van mensen die hulpvaardigheid en tolerantie als levensmotto hebben.

zondag 18 april 2010

Sambal bij?

Mijn schoonmoeder was een geweldige kok. Na haar overlijden maakte één van haar schoondochters als eerbetoon een prachtig kookboekje met haar recepten.
Een van die receptjes is "opgepimpte" sambal.

Gistermiddag kochten we op de markt in Wageningen de hele voorraad rode pepers van de groenteman.

Als basis gebruik je sambal uit de winkel, die wordt vervolgens opgevrolijkt met heerlijke ingredienten: 2 kg. rode pepers,5 uien , 2 bollen knoflook, javaanse suiker,citroensap,tomatenpuree en veel trassie (het hele huis ruikt er naar!)
Frans heeft de slag aardig te pakken:



Snijden kost het meeste tijd. Niet in je ogen wrijven!



Daarna uurtje pruttelen en vervolgens met de staafmixer pureren.



Hete potjes hete sambal laten afkoelen.



Koude potjes hete sambal klaar voor gebruik of ter verdeling onder liefhebbers.....

zaterdag 17 april 2010

Stralend voorjaar.

De zon schijnt. De lucht is helder en prachtig blauw. Geen vliegtuigstreep te bekennen.
Even rust in het luchtruim. Dankjewel vulkaan!



Mijn handen jeuken. Ik wil naar Rivière . Met blote handen de aarde omwoelen. Polletjes onkruid uittrekken. Torretjes, mierennesten, regenwormen. Het leven barst de grond weer uit. En dan te bedenken dat de aarde nog maar twee maanden geleden diep bevroren was. De temperatuur daalde afgelopen winter tot -20 graden op "onze" berg.
Maar alles leeft nog. De rozen botten uit. De stokrozen zijn alweer aan het groeien, narcissen komen op.
Helaas moet ik nog anderhalve week (!) wachten voordat ik kan zien hoe het er nu bij staat.

Vorig jaar kweekte ik in Bennekom in de vensterbanken lupines, Oost Indische kers, stokrozen en slaapmutsjes. Toen de plantjes groot genoeg waren om te verspenen en uit te planten, gingen ze mee op transport.
De hele reis ging dat prima, maar tijdens het laatste bochtige stuk hoorde ik in elke bocht de bak met Lupines achterin heen en weer glijden. Op schoot dus maar.
In St. Clement reden we langs het huis van M., een oud-politieman uit het stedelijke noorden van Frankrijk, die zich voor de rust in de Auvergne heeft gevestigd. "Daar gebeurt nooit wat", dacht hij.
Hij groette ons vriendelijk en we stopten even om een praatje te maken. Zijn blik viel op de bak met mini-plantjes op mijn schoot. Ik zag zijn ogen groot worden. Ineens realiseerde ik me dat een lupineplantje



erg lijkt op een wietplant.



"C'est QUOI?" vroeg M. streng.
"C'est pour fumer" hoorde ik Frans tot mijn afgrijzen antwoorden.
Nerveus giechelend en waarschijnlijk de zaak daarmee erger makend, verzekerde ik M. dat dat een grapje was. Ik ben een hals.
De hele zomer was ik in verwachting van een inval van de Franse Narcotica brigade.

De babylupines waren onkundig van deze stress inmiddels opgegroeid tot stoere volwassen exemplaren.



De slaapmutsen spatten oranje en geel tussen het gras uit.



Zelfs truttige oranje Afrikaantjes zijn mooi in een Franse boerenweide!



Nog nooit in mijn tuinleven waren mijn vingers zo groen. Het komt vast doordat we de aarde uit de schuur, die werd uitgegraven om beton te kunnen storten, rondom op het terrein hebben uitgestrooid. Die was doordrongen van 150 jaar koeienstront.

In een oude aardewerken pot had ik in de herfst alle zaaddozen van de uitgebloeide bloemen verzameld. Helaas smakte die pot twee weken geleden, samen met twee flessen (Supermarkt)wijn, op de betonvloer uit elkaar. De plank waarop ze stonden was niet zo stevig als ik dacht.
Het rook heerlijk naar wijn in de keuken.
Ik ben bang dat rode wijn geen gunstig effect heeft op bloemzaad. Je weet nooit, dus ik heb de hele zooi op het vloeiveld van de septictank uitgestrooid....

Vanochtend kocht ik een nieuwe voorraad bloemzaad. Klimmende winde, zonnebloemen, phloxen. Thuis meteen alle potjes gevuld. Ik kan niet wachten!

woensdag 14 april 2010

Poezen

Ik houd van poezen. Ik ben een kattenmens. Honden zijn leuk, maar alleen hele grote. En niet als ze nat zijn. Dan ruiken ze vervelend.

Eigenlijk houd ik toch meer van poezen.

We hebben er in de afgelopen jaren een heleboel gehad. En niet met allemáal is het goed afgelopen. Helaas. Terwijl wij wel erg ons best deden.
Het begon met Siepie. Siepie kwam als babypoes in ons leven in september 1990.

Om de één of andere reden ging Siepie mee, toen ik Ceres en Ben ging inschrijven voor klas 2 van de kleuterschool in Haren. Siepie mocht los in de kamer van de Hoofdmeester. Maar hij vond de Hoofdmeester eng. Dus poepte hij onder zijn bureau.
Helaas lag nu juist dáár een tapijtje, misschien had de Hoofdmeester last van kouwelijke voeten. Siepie was enigszins aan de dunne. Waarschijnlijk door de stress.
De kamer van de Hoofdmeester rook nog weken naar Siepie.

Siepie verhuisde mee naar Veendam. Op een dag kwam Siepie thuis met een rond kogelgaatje boven zijn oog. Iemand had op hem geschoten. Het oog waaronder het kogelgaatje zat stierf langzaam af. Wij noemden Siepie vanaf toen Siepie Eénoog.
Ook met één oog bleef Siepie een jager. Hij verraste ons regelmatig met een dooie muis of kikker op de voordeurmat. Eén keer kwam hij thuis met een witte zeemeeuw.
Dichter bij huis jagen vond-ie ook wel relaxed. Hij kaapte de sateetjes van de BBQ waar je bij stond.
Helaas was Siepie niet kieskeurig of welopgevoed genoeg om te weten dat je het stokje er niet bij op hoeft te eten. Deze gulzige actie werd hem fataal.

Bij buren aan de andere kant van het hofje waar we woonden, werd een paar weken na het tragische overlijden van onze Siep een nestje poesjes geboren. Volgens deze mensen moest dit het resultaat van de avances van wijlen Siep zijn. Eén van de jonkies leek namelijk precies op hem. Ze stelden ons min of meer aansprakelijk. Dus wij beloofden er twee te zullen afnemen.
We kozen twee pikzwarte exemplaren uit het nest, broer en zus.
Het meisje was lenig en kon heel hard lopen. Zij werd Nellie (Cooman) gedoopt. Haar dikke stoere broer kreeg de naam Van Gobbel (destijds een potige Feyenoord voetballer).

Samen verhuisden ze mee naar ons volgende huis, aan de Tjamme te Veendam.
Wij hadden de gewoonte 's avonds ons wasgoed in de droger te stoppen, en deze 's nachts op nachtstroom te laten draaien. Poezen houden van warme plekjes.
Helaas was Nellie die bewuste avond lekker, maar onopgemerkt, op het vochtige wasgoed gaan liggen slapen. Anderhalf uur wasdroger is niet gezond voor een babypoes.

Van Gobbel bleef alleen achter, maar werd stiekem gevoederd door de buren. En omdat hij wellicht enigszins was afgeschrikt door de tragische dood van zijn zusje, verliet hij ons en trok bij de buren in. De buurkinderen waren dol op hem, dus we hebben het maar zo gelaten.

Na de verhuizing naar Ede kregen we een zwarte Poes genaamd Mo. Zij bleef negen jaren bij ons wonen zonder nare ongelukken. Ze stierf door een spuitje van de dierenarts, nadat ze ziek geworden was.
Een huis is geen thuis zonder Poes, dus er moest een opvolger komen voor Mo.
Een kapstertje uit de buurt, die een rode poes had omdat die zo mooi bij de vloerbedekking paste, had juist een nestje. (nou ja, de poes natuurlijk) Maar vijf rode poezen kon haar vriend niet aan. Dus verloste ik haar van twee mannelijke exemplaren. Wij noemden ze
Schorrie Morrie

Hun hobby was slingeren aan de gordijnen. Vonden ze leuk. Ze groeiden samen op tot een stoer, gespierd en macho koppel. Ze deden hun naam eer aan.

Inmiddels was Ben verhuisd naar een studentenhuis in Utrecht. Niet het schoonste huis van Utrecht.
Behalve vijf studenten studeerden daar zo'n 500 muizen.
Muizenkeutels alom. Een stoere rode kater zou wellicht een oplossing zijn.
Wij boden daarom aan dat Schorrie een poosje in Utrecht mocht logeren. Op 5 december, na een gezellige Sinterklaasavond, bracht ik Ben naar het station. Hij nam Schorrie mee in een mooie stevige poezenreiscontainer. Schorrie was inmiddels behoorlijk uit de kluiten gewassen en heel sterk. Dus toen de hogesnelheidstrein naar Keulen met zijn schelle toeter waarschuwde dat hij over het station van Ede-Wageningen met ongeveer 150 km per uur langs kwam razen, schrok Schorrie zo, dat de stevige deur van de stevige poezenreiscontainer met Schorrie en al op het perron terecht kwam. Die vervolgens met een hoge rug en dikke staart tussen de verschrikte reizigers door vloog. In de richting Arnhem.
Helaas was de rode dikke staart het laatste wat wij ooit van Schorrie gezien hebben. De volgende dag ben ik nog gaan zoeken. Bij de een keet met spoorwegwerkers klopte ik aan en vroeg of ze misschien mijn rode poes hadden gezien. Ik begrijp niet waarom ze zo moesten lachen.

Zonder zijn broer vond Morrie d'r ook niks meer aan.
Merkwaardig genoeg verdween ook hij enkele weken later uit ons leven. Hij vertrok met de noorderzon. Exit Schorriemorrie.
Om dit verlies te verwerken trokken wij ons een paar weken terug op een Grieks eiland. We spraken af dat we na terugkeer nog één keer een poging zouden doen een poes voor langere tijd als huisgenoot te behouden.

Deze keer maar ééntje. Een Poes. Want katers lopen weg, hadden we gemerkt.
Samen met Tom toog ik na de vakantie dus naar het adres op het briefje uit de dierenwinkel: Jonge Poesjes Gratis Af te Halen.
Er waren er nog twee. Zo schattig! Een grijs tijgertje en een pluizige witte kater met rode vlekken.
Ik kon niet kiezen. En die lieve pluis kon ik toch niet alleen achterlaten?
Ik wist dat Frans er maar eentje wilde. Maar hij was zo lief.....


Een uurtje later opende ik de voordeur van ons huis aan de Annadaal. Keihard kwam het nummer The Wall van PinkFloyd me tegemoet. Frans was weer eens aan het freaken met zijn muziek. Met de mand met poezen stapte ik de kamer in. "Mag ik je voorstellen? PinkFloyd.." improviseerde ik. In de hoop dat hij daardoor, en door de aanblik van de schattige inhoud van de mand, voor de bijl zou gaan. Het werkte. Pink en Floyd werden onze nieuwe huisgenoten.

Maar ook dit bleek geen duo voor het leven. Ongeveer anderhalf jaar later verdwenen beide poezen op dezelfde avond.
Eén poes onder een auto, of gaan zwerven konden we ons nog wel voorstellen. Twee tegelijk, dat was geen toeval. Wij vermoedden een samenzwering. Een week bleven we in onzekerheid. Bij de dierenambulance en het asiel meldden wij PinkFloyd als vermist.
Op zondagochtend, ging de telefoon. In het asiel van Ede zat een dikke witte kater die voldeed aan het signalement van Floyd. Hij was gevonden door een vrijwilliger van de dierenbescherming. 10 kilometer van ons huis. Opgetogen reden we naar het asiel. Arrogant en verwijtend met zijn rug naar ons toegekeerd zat daar Floyd in een kooi. Wij verlosten hem uit zijn gevangenschap en reden naar huis. Helaas is van Pink nooit meer iets vernomen.

Floyd woont nu bij ons in Bennekom boven het notariskantoor. Hij is nu een notarispoes. Hij vindt het heerlijk op de bank in de wachtkamer te liggen. Liefst bij clienten op schoot. Niet iedereen is daar zo enthousiast over.
"Wat moet die poes hier" bijt de notaris zijn medewerksters regelmatig toe. Want die laten hem stiekem binnen. En geven hem lekkers. En water. Dus Floyd komt steeds terug.
Ik wil hier nog wel graag een tijdje wonen. Met Frans. En Floyd.
Dus nu sluiten we Floyd overdag op, in ons appartement. 's Nachts mag hij naar buiten. Eekhoorns vangen. Doet-ie graag.
En eens per maand mag hij mee. In een stevige poezenreiscontainer.

Naar Frankrijk.
Eerst gaven we hem Relaxtabletten. Van de dierenwinkel. Werd ie lekker high van. Leek mij ook wel wat. Maar toen ik die pillen een keertje was vergeten, bleek hij zonder Relaxtablet ook heel relaxed.
In Frankrijk vindt hij het heerlijk. Hij bewaakt ons terrein als een tijger. Gaat op bezoek bij de koeien in het weiland aan de overkant.

Verder helpt hij soms een handje bij het klussen

Heeft de tijd van zijn leven. En gaat op zondag weer mee in zijn stevige poezenreiscontainer. Terug naar Bennekom.
Daar moet hij zich weer vermaken met wat voor handen is.
Zoals een papieren zak. Kat in de zak.

dinsdag 13 april 2010

Waarom?

Soms vraag ik me af wanneer ik me zal afvragen waarom we dit doen.
Over een vakantiehuis in Frankrijk bestaat een uitspraak:
Moe er naar toe, met pijn in de rug weer terug.
Klopt. Ik ben altijd moe als we er naar toe rijden. En nog moe-er als we aankomen. En inderdaad, regelmatig ga ik met pijn in de rug weer terug.
Maar ook met pijn in het hart.
En daarom doen we het dus. Die pijn in het hart bij het afscheid verandert na thuiskomst in Nederland na een paar dagen alweer in kriebels in de buik van verlangen naar het volgende bezoekje aan Riviere.

Toen we begonnen hadden we eigenlijk toch het idee dat we al snel echt zouden emigreren. Een goede kans op een baan in Frankrijk bij hetzelfde bedrijf waarvoor Frans in Nederland ook werkt maakte dat ook bijna realistisch.
Helaas ging dat niet door. En langzaam gingen wij ons afvragen of we echt alle comfort en (schijn)zekerheden in Nederland op dit tijdstip in ons leven nog moesten omruilen voor een boerenbestaan in Frankrijk.
Verhalen uit blogs, ervaringen van mensen die we kennen, heel veel signalen, maakten dat we gingen heroverwegen.

Wij hebben gekozen om niet te kiezen. We eten van twee walletjes. Decadent. Maar ook heel lekker.
We genieten van het leven in Nederland, leuke steden in de buurt van onze woonplaats, concerten, festivals. We genieten ook van de rust en eenvoud van het Franse platteland. We proberen 1 x per maand die kant op te rijden voor een lang weekend.Alle vakanties brengen we er door. Het schuldgevoel over het vervuilend aspect van die frequente ritjes praat ik goed met het argument dat ik al 30 jaar voor mijn woon-werkverkeer fiets en/of trein gebruik, en dat we al die tijd al maar met 1 auto vervuilen. (beetje zwaktebod, ik weet het...)
We werken hard en veel. Een groot deel van wat we daar mee verdienen steken we in ons Franse huis en in een spaarpot voor later. En dat later mag niet te ver weg zijn.
En als de pot vol genoeg is (en dat issie nog lang niet, geloof me)
dan GAAN WE!

zondag 11 april 2010

Schouw

Sinds in Frankrijk de kachel op zijn plek staat, wil ik graag een mooie schouw. In mijn hoofd had ik die schouw al tien keer gezaagd en getimmerd. Plannen zat. De uitvoering liet echter op zich wachten. Er waren zoveel andere klussen.
Grasmaaien. Onkruid wieden. Bolletjes planten. Een tafel maken.
































Frans is op de eerste verdieping inmiddels begonnen met een volgende enorme klus: een tweede vloer aanbrengen bovenop de bestaande oude vloer.


De dikke oude eiken balken met de oude planken er bovenop gespijkerd, willen we vanaf beneden in het zicht houden. Op die mooie, stevige, maar golvende verdiepingsvloer, waar vroeger het hooi voor de koeien lag, kun je geen tussenwanden bouwen. Een vlakke, liefst zo veel mogelijk waterpas liggende vloer moet er bovenop.
Twee weken geleden bestelde Frans telefonisch veertig balken van 5 meter, bij 20 cm. bij 7 cm .
Afgesproken was dat we op donderdag 1 april bij de houtzagerij langs zouden gaan om te betalen. Daarna zouden de balken dezelfde dag bezorgd worden.
Dat was geen grap, maar een vergissing. Want op 1 april waren wij helemaal nog niet En France. We zouden pas de 2e aankomen.
Dus weer gebeld, en de afspraak verzet naar de 2e.
Op vrijdag 2 april reden we samen naar de houtzagerij. Daar lag netjes en volgens afspraak een stapel van 40 balken in de benodigde maat. Oeps. Je kan je tevoren niet goed voorstellen wat de omvang van zo'n stapel is. Dat neem je dus niet zomaar eventjes op een aanhangertje mee....
Maar dat bezorgen zou nog een probleem worden. Misschien vrijdagavond, anders dinsdag, was de reactie.... Tja, op dinsdag zijn wij al weer in les Pays-Bas....
Daarom leende Frans de aanhanger van onze Belgische bergbuurtjes en reed met Yannick, die mee was om te helpen, naar beneden om een poging te doen die enorme stapel hout zelf van A naar B te verplaatsen....
In de eerste rit namen ze 4 balken mee. Ze staken meters boven de auto uit en ze moesten heel voorzichtig rijden om geen schade van bonkende balken op het autodak te veroorzaken.
Daarna maakten ze nog een tweede rit, en durfden er toen 6 mee te nemen.
Nog 30 stuks te gaan.
Nadat ik de eerste 10 balken had bespoten met Xylofeen (om te voorkomen dat de vloer binnen 5 jaar wordt verorberd door de boktorren) droegen Frans en Yannick er 5 naar boven. Daarna waren ze gevloerd...
"De rest halen we morgen wel op" . Met een lading van 6 per keer zou dat dus 5 keer rijden betekenen.
De volgende ochtend om 8.00 uur werd ik wakker van het geluid van een vrachtwagen. Ik keek tussen de gordijnen door en zag de opperhoutzager, zijn houtzaagcollega en een enorme stapel hout!
Al die verhalen over onbetrouwbare Fransen... Tot nu toe hebben wij nog alleen maar dit soort positieve ervaringen. Super. Dat scheelde een hele dag heen en weer rijden.
De rest van het weekend brachten we door met balken naar boven dragen, op zijn plek leggen en andere gezellige dingen doen. Zoals kip met 40 tenen knoflook eten, schaken, lezen en wijntjes drinken.











En nu hebben we dus een enorm bos hout voor de deur.

En ook deze keer weer geen tijd voor die schouw.
Toch maar eens op Marktplaats kijken of daar wat te vinden was. In de afgelopen 2 jaar heb ik op die manier al veel goede spullen voor Riviere op de kop getikt. Met als klapstuk een complete mooie massief houten keuken met vaatwasser, ijskast, pannencarroussel en natuurstenen aanrechtblad, voor 150 euro!
En ja hoor, na tien minuutjes zoeken binnen een straal van 25 km vanaf Bennekom vond ik een mooie grenenhouten schouw. Na wat heen en weer bieden kreeg ik een mailtje van de eigenaar dat ik die voor 50 euro kon komen ophalen. Yes!
Zondagochtend reden we naar Ewijk. In het echt was de schouw net zo mooi als op de foto, meenemen die handel!
Maar net als bij de 40 balken hadden de afmetingen (waren overigens ook niet vermeld in de advertentie) onderschat. Het moet er vast heel vermakelijk hebben uitgezien, het gedraai en gepas en gemeet met dat grote onhandige ding.. Toch lukte het. Welliswaar met open achterklep, maar we wisten het ding veilig thuis te krijgen. Nu nog naar France. Demonteren dus maar.
Maar dat geeft niets! Wij hebben een schouw.


Merde...

Andouilettes, merde du cochon, metereologische bommen, bevroren waterleidingen, spekgladde wegen…..

Saai?,?...., Welnee! saai is het niet, een huis in the middle of nowhere, au bout du monde…….
In Februari waren we weer voor een weekendje naar Riviere gereden. Temperaturen boven nul, dus geen gladde wegen. Helaas bleken er meer factoren te zijn waardoor het verplaatsen per auto enigszins belemmerd kan worden: vanaf zaterdagochtend na aankomst begon men al waarschuwingen uit te geven. Twee enorme stormfronten zouden elkaar boven midden Frankrijk ontmoeten en samen een meteorologische bom vormen. Code rouge… Ga niet de weg op als het niet echt hoeft. De wolkenluchten die over ons huis trokken spraken voor zich.





Er was bijzonder weer op komst. Even afwachten dus maar. De route van dit noodweer was ook onze route. Op zondag werden voor Luxemburg, Limburg en Brabant noodwaarschuwingen uitgevaardigd. Zondagochtend besloten we dus een dagje extra vrij te nemen en de storm uit te zitten. Behalve heel veel gebulder en een kwartiertje stroomuitval merkten we echter bij ons niet veel van de kracht van deze storm …..Helaas werden elders in Frankrijk 51 mensen slachtoffer van de gevolgen… Gelukkig kwamen wij op maandagavond 1 Maart ongedeerd aan in Bennekom.
Ook rondom het huis is geen stormschade, behalve een gescheurde oude tuintafel.

Twee weken later hadden we alweer de kriebels. Normaal gaan we eenmaal per maand naar ons huis, maar we hadden veel zin om een keertje extra te gaan. Dus donderdagavond 11 maart vertrokken we weer. Prima weer, geen belemmeringen. Tot de laatste kilometers. Vanaf Lapalisse werd het mistig. En niet zo’n beetje ook. Stapvoets reed ik door de late nacht. Temperaturen onder nul, en hier en daar lag sneeuw. Langzaam naderden we ons doel. De laatste hindernis is het steile wegje omhoog naar ons huis.









Met een scherpe haarspeldbocht en een sterke stijging meteen erna.
En spekglad. Maar omdat ik toch al achter het stuur zat, en ik het ook moet leren, reed ik naar boven. Gelukkig zitten de winterbanden nog onder de auto. Toch begon die na de bocht te sputteren, glijden en glibberen. Op het dashboard ging het oranje lampje branden dat een slippende auto voorstelt.
Aan de ene kant van de auto was de veilige helling van de berg. Maar aan de andere kant de afgrond. Ik gleed en glibberde. Mijn hartslag bereikte levengevaarlijke waarden. Het stuur was kletsnat van het zweet uit mijn handen. Mijn voeten trilden op de pedalen. Tergend langzaam en slippend reed ik de auto omhoog. Uit mijn ooghoek zag ik twee reeën het bos in vluchten. Op dat moment konden die mij even aan mijn ree-t roesten…. Met een overdosis adrenaline in mijn bloed draaide ik uiteindelijk om 04.00 uur ’s ochtends de auto ons erf op. Na het uitladen van de bagage doken we meteen in bed. Eerst nog wel even de elektrische kachels aangezet, want de digitale thermometer gaf voor binnenshuis een waarde van -0.5 gr. C. Beetje koud.
Toen we om een uur of tien wakker werden, waren we d’r weer helemaal klaar voor. Een luik maken in het trapgat dat we twee weken daarvoor hadden gemaakt was de klus voor dit weekend.
Houtkachel aansteken en een uurtje wachten, daarna is er warm water voor de douche. (onze houtkachel is aangesloten op een boiler,







via een modern systeem kun je op die manier met hout in warm water voorzien). Helaas kwam er ook na een uur stoken nog steeds geen warm water uit de leidingen… Na een ijskoude winter met temperaturen van -17 gr. was nu op de valreep toch nog een waterleiding bevroren… Na een halve dag stoken en föhnen op verdachte plekken kwam er gelukkig ineens met een borrelende zucht een hete straal uit de douchekraan. Een half uurtje later was ook de keukenkraan weer up and running…..
Wij vonden dat we na zoveel afzien wel een etentje buiten de deur hadden verdiend. In St. Clement is men ongeveer een jaar bezig geweest met de verbouwing van een pand in het bruisende centrum.






Twee weken geleden opende daar een gezellige Bar/Auberge haar deuren.
Omdat wij vinden dat we dit initiatief moeten sponsoren, reserverden we vrijdagmiddag meteen een tafeltje voor zaterdagavond.
De waardin vroeg nog wel even of er dingen zijn die wij echt niet lusten… Omdat dit echt waar is, zei ik enthousiast dat we alles eten, en niet eenkennig zijn.
Zaterdag avond kwamen we moe van een dag klussen de herberg binnen. Omdat we gereserveerd hadden was er plaats. Sterker nog, we waren de enige gasten.
Enthousiast schudde men ons de hand. Apéro? Mais oui!. Eten wat de pot schaft is in Frankrijk in veel Auberges heel gewoon. Madame kwam ons het menu aankondigen. Het visseizoen was die dag geopend, dus we kregen als entree een Salade Vert met gefrituurde visjes. Heerlijk. “Connaissez vous des Andouilettes ? ”, vroeg de aardig glimlachende waardin. Ergens in mijn achterhoofd ging een belletje rinkelen. Ooit bestelde ik argeloos dit gerecht in een restaurant in Bordeaux. Een fout waarvan ik geleerd had moeten hebben. Ik schakelde echter net niet snel genoeg en wilde beleefd zijn, dus vroeg belangstellend wat dat ook weer is?.. “Une spécialité Française” Als u het niet lekker vindt, hoeft u het niet op te eten hoor…..
Ik groef in mijn geheugen naar wat dat ook al weer was Andouilettes…. Maar helaas, te laat. Met een gezellige , maar ook enigszins verdachte glimlach werd naast de Salade met de visjes een bordje op tafel gezet met daarop twee worstjes. Een argeloze Hollander zou hebben gedacht dat het saucijzen waren.








Zo zag het er ook uit. Maar het rook héél anders. De geur van de gefrituurde visjes werd overstemd door een andere, zeer onaangename stank. Stront! En toen wist ik het weer. Andouillettes wordt geheel gemaakt van varkensdarm. Dus darm met darm erin en darm ertussen. Een specialiteit. Een select gezelschap is liefhebber van deze walgelijke curiositeit uit de Franse keuken. Maar ik niet! De eerste keer in Bordeaux at ik beleefd mijn bordje leeg. Daarna ging ik kokhalzend naar het toilet.
Nu at ik om niet heel flauw te zijn een klein hapje. De waardin was al drie keer grijnzend langs ons tafeltje gelopen. De vierde keer zag ze mijn wanhoop. Lachend kwam ze op ons af en zei dat ze dit zelf ook nooit zou eten….
Ze wilde ons even testen om dat ik gezegd had dat we alles lekker vinden…..

Het menu bestond daarna uit gevulde kwarteltjes,






heerlijke kaas en als toetje perentaart met chocolade, dus deze horror-ervaring werd ruimschoots goed gemaakt,
Toen we het verhaal de volgende ochtend aan Odette, onze buurvrouw van 81, vertelden, moest ze lachen: “C’est du merde du Cochon, qu’on sent” Het is varkensstront, wat je ruikt…